Stel, u werkt in een supermarkt en uw werkgever geeft u de uitdrukkelijke opdracht om – indien u werkt tot sluitingstijd – het pand gezamenlijk met uw collega’s te verlaten. Een en ander uit veiligheidsoverwegingen. In de praktijk leidt dit ertoe dat u telkens pas minstens een kwartier na sluitingstijd mag vertrekken, want: de laatste klanten moeten nog vertrekken, er moeten nog werkzaamheden worden afgerond, een ander moet nog naar het toilet of een jas pakken. U kunt zich er wellicht iets bij voorstellen. Een kwartier is zo voorbij. De hamvraag is dan: moet de supermarkt aan het personeel dat afsluit loon betalen voor deze ‘kwartiertjes’ na sluitingstijd?
Een jonge supermarktmedewerker wendde zich tot ons kantoor met deze vraag. Ons oordeel luidde: ja. De supermarkt in kwestie dacht er echter anders over. We legden het voor aan de kantonrechter. De kantonrechter oordeelde als volgt: de wachttijd kwalificeert als arbeid en over die ‘wachttijd’ bestaat recht op loon. De kantonrechter overwoog:
‘Hoewel er sprake is van “wachttijd” gebeurt dit in opdracht van [Supermarkt]. De wachttijd valt daarmee onder het begrip arbeid in de zin van artikel 7:610 BW. [Werknemer] moet zich immers gedurende die wachttijd beschikbaar houden voor [Supermarkt] en blijkens de toelichting op dit artikel is ook het louter beschikbaar zijn van arbeidskracht, voldoende om invulling te geven aan het begrip arbeid. Dat de wachttijd is ingegeven vanuit veiligheidsoverwegingen, kan daaraan niet afdoen. Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW is het ook de taak van [Supermarkt], om als werkgever voor een veilige werkomgeving te zorgen en de middelen daarvoor beschikbaar te stellen, in dit geval in de vorm van wachttijd. Dit betekent dat [Werknemer] gedurende die tijd recht heeft op loon.’
Een opsteker voor supermarktmedewerkers of ander winkelpersoneel. De volledige geanonimiseerde uitspraak leest u hier: ECLI_NL_RBNHO_2020_8777